|
Het uitgangspunt voor de museumpresentatie ‘Dubio’ is een eerder gemaakt schilde-rijtje met daarop verwoord de tweestrijd van de natuurkundige Kepler over de werking van het heelal. De beeltenis bestaat uit een kern met twee kegels. Voor ons geldt dit werk als een model van de twijfel: de mens, die zich in het midden bevindt, is genoopt te kiezen tussen meningen, krachten en methodes en plaatst zich daarmee altijd aan de periferie van wat hij uitsluit. De installatie, die drie zalen bestrijkt, is volgens deze struktuur opgezet als een centrum met vleugels. Vanuit de middenzaal, die een abstracte schematisering voorlegt (de vitrines), waaieren de verschillende posities steeds concreter wordend uit. De sculpturen, als figuranten uit het theater, elkaar over en weer beschreeuwend, andermans argumenten gebruikend alsof het hun eigen zijn, voeren een balts op waarin schoonheid uitmondt in perversie. De eerste zaal is ingericht als een soort huiskamer met objecten van kunstleer en houtfineer als esthetische maar nutteloze interieurstukken – het museum als meubeltoonzaal. De laatste zaal, aan de andere kant, is als een plein, de plaats van de publieke uitspraak. Hier heerst het rumoer van het billboard en het aambeeld en spreken allen tegen allen, maar dan wel in zulke grote woorden, dat een ieder er het zwijgen toe doet.
The point of departure of the museum show ‘Dubio’ is an earlier, small painting that expresses the internal conflict of the physicist Kepler about the underlying idea of the universe. The image exists of a center with two cones. As far as we are concerned this work can be seen as a model of doubt: men, in the middle, is bound to choose between opinions, forces and methods and thereby places himself on the periphery of what he excludes. The installation, filling three rooms, is set up according to this structure as a center with wings. From the middle room, that displays an abstract model in the shape of glass showcases, the different positions fan out, becoming more concrete. The sculptures, like characters from the theater, crying out at each other, using another’s arguments as if it were their own, act a play of courtship where beauty results in perversion. The first room is furnished as a living room with objects of artificial leather and wood veneer as aesthetic but useless pieces of furniture – the museum as Furniture World. The last room, on the other side, is like a square, the place of the public statement. Here reigns the noise of the billboard and the anvil and all speak to all, but in such great words that each remains silent. |
|